Analytische psychologie of jungiaanse psychoanalyse is een stroming binnen de dieptepsychologie die Jung ontwikkelde na zijn breuk met Sigmund Freud. Deze vorm van psychologie onderzoekt vooral hoe het collectief onbewuste, het deel van het onbewuste dat alle mensen gemeenschappelijk hebben, de persoonlijkheid beïnvloedt. Het doel van de analytische psychologie is de studie van zowel het persoonlijk als collectief onbewuste, en te streven naar de integratie van het bewuste en onbewuste door middel van allerlei psychologische methoden en technieken. Jung zag het onbewuste als een gids, vriend en adviseur van de bewuste geest.
Jungs benadering van de psychologie benadrukt het begrijpen van de psyche door middel van het verkennen van antropologie, astrologie, alchemie, dromen, kunst, mythologie, religie en filosofie. Net als een bioloog de wetenschap van de vergelijkende anatomie tot zijn beschikking heeft, heeft een psycholoog kennis nodig over de producten van onbewuste activiteit en mythologie. In zijn boek Kernbegrippen van de jungiaanse psychologie geeft Jules Grandgagnage op een heldere manier uitleg over Jungs theorie.